De parabel van de vijf wijze en de vijf dwaze maagden (MT, 25, 1-13) verhaalt hoe tien bruidsmeisjes de komst van de bruidegom afwachten. Alle tien hebben ze een olielamp meegenomen, maar in tegenstelling tot de wijze maagden hebben hun dwaze gezellinnen geen olie bij zich. Het gevolg is dat bij aankomst van de bruidegom, midden in de nacht, de dwaze maagden geen licht kunnen ontsteken en zo de bruiloft mislopen.
Het verschil in afmeting tussen de twee groepen stoelt op de gedachte dat wijsheid gepaard gaat met vrijheid in combinatie met tucht, en dat dwaasheid verbonden is met knechting en beperktheid. Met de bestaande gevelindeling als uitgangspunt, verschafte deze parabel een geschikt thema om te komen tot een tweedelige compositie. Dat bood Jan Vaes de gelegenheid om het beeldverhaal op een evenwichtige manier over de gevel te verdelen.
Bron: Kunst Onderweg, Paul van de Sande